- dag
- dag1{{/term}}〈de〉1 jour 〈m.〉 ⇒ 〈met duidelijk begin en einde〉journée 〈v.〉♦voorbeelden:1 de dag des Heren • le Jour du Seigneurde dag van de mensenrechten • la Journée des Droits de l'Hommedag en nacht • jour et nuithet nieuws van de dag • les nouvelles du jourdat tafeltje heeft zijn beste dagen gehad • cette petite table a fait son tempsde hele dag • toute la journéede jongste dag • le jour du jugement dernierbij klaarlichte dag • en plein jouropen dag • journée (des) portes ouvertesde oude dag komt met gebreken • les misères viennent avec l'âgehij wordt een dagje ouder • il se fait vieuxeen vrije dag • un jour de congéeen dagje bij vrienden doorbrengen • passer une journée chez des amishij heeft vandaag zijn dag niet • ça n'est pas son jourdie dag hoop ik nog te beleven • j'espère vivre ce jour-làhet wordt dag • le jour se lèvedezer dagen • 〈verleden〉 l'autre jour; 〈toekomst〉 un de ces jourswelke dag hebben wij nu? • quel jour sommes-nous?dag in dag uit • jour après jourhet is kort dag • il nous reste peu de tempshet is lang dag • le jour est longvandaag de dag • à l'heure actuellehet is morgen vroeg dag • il faudra se lever tôt demaindag aan dag • jour après jourmoed aan de dag leggen • faire preuve de couragebij dag • pendant la journée〈figuurlijk〉 van de ene dag in de andere leven • vivre au jour le jourin mijn dagen • de mon tempsin de dagen van het schrikbewind • au temps de la Terreurmet de dag veranderen • changer de jour en jourhet wordt met de dag slechter • cela s'aggrave de jour en jourde dag na • le lendemain detwee dagen na • le surlendemain devan de ene dag op de andere • du jour au lendemainop een (goede) dag • un (beau) jourop de dag dat • le jour oùop de dag af negen maanden na … • neuf mois, jour pour jour, après …ten eeuwigen dage • à (tout) jamaisik weet het nog als de dag van gisteren • je m'en souviens comme si c'était hierde dag voor • le veille detwee dagen voor • l'avant-veille devoor dag en dauw • à l'aubemet een voorstel voor de dag komen • lancer une propositionvoor de dag ermee! • 〈laat zien〉 montre!; 〈vertel eens〉 raconte!hij haalde zijn pistool voor de dag • il sortit son revolvervoor de dag komen • se montrer; 〈met iets〉 montrer, produire qc.zo kan ik niet voor de dag komen • je ne suis pas présentabledat is zo klaar als de dag • c'est clair comme le jourde dag der dagen • le jour J〈spreekwoord〉 elke dag een draadje is een hemdsmouw in het jaar • petit à petit l'oiseau fait son nid〈spreekwoord〉 men moet de dag niet prijzen vóór het avond is • le beau jour se prouve au soir〈spreekwoord〉 het is niet alle dagen kermis • ce n'est pas tous les jours fête (dimanche)〈spreekwoord〉 hoe later op de dag, hoe schoner het volk • ±bienvenue aux combattants de la dernière heure!————————dag2{{/term}}〈tussenwerpsel〉1 [begroeting] bonjour!2 [afscheidsgroet] au revoir!♦voorbeelden:1 zeg maar dag met je handje • 〈figuurlijk〉 tu peux faire une croix dessusdag zeggen • dire bonjour2 dag zeggen • dire au revoir〈figuurlijk〉 ja dag! • tu peux toujours courir!dáág! • ciao!
Deens-Russisch woordenboek. 2015.